
Nadat verenigingen van werkgevers, vakbonden en overheid recent hun tanden hebben gebroken in de discussie over een nieuw pensioenstelsel, is de aandacht onlangs verlegd naar het kabinetsplan om de proeftijd in arbeidscontracten voor onbepaalde tijd op te schroeven naar vijf maanden. Nu is dat nog maar twee maanden. Werkgeversverenigingen en vakbonden hebben uiteraard de belangen van hun achterban te verdedigen. Los van de inbreng van deskundigen, zal er in Den Haag wel weer flink gelobbyd gaan worden.
In de discussie mengen zich ook deskundigen uit wetenschap en de juridische praktijk. Zo heeft de specialisatievereniging waar ik lid van ben (VAAN) bijvoorbeeld op 4 mei 2018 een uitvoerige notitie uitgebracht ten aanzien van de voorgestelde wetswijzigingen in het voorstel Wet arbeidsmarkt in balans (WAB), waaruit blijkt dat door de voorgestelde wetswijziging een vergaand stelsel van gedifferentieerde proeftijden zou gaan ontstaan:
1 maand proeftijd (bij arbeidscontract voor bepaalde tijd vanaf zes maanden tot twee jaar);
3 maanden (bij arbeidscontract voor bepaalde tijd vanaf twee jaar);
5 maanden (arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd);
2 maanden (in geval van nieuwe proeftijd bij opvolgende contract met wezenlijk andere vaardigheden).
Op 3 december 2018 vond een zogenaamd Rondetafelgesprek over het voorstel WAB plaats, waarin verschillende deskundigen hun visie op het wetsvoorstel gaven en overlegden met de (Tweede) Kamercommissie SZW. Het lijkt erop dat door deskundigen WAB op bepaalde onderdelen als een verbetering wordt gezien, maar dat de integrale aanpak van de knelpunten op de arbeidsmarkt ontbreekt. Bepaalde onderdelen, zoals de verruimde proeftijd van vijf maanden bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, worden als ‘slecht’ gewaardeerd.
Al met al is het arbeidsrecht enorm in beweging en veranderen de geschreven regels, maar ook de interpretatie daarvan, voortdurend. Daarom: vragen staat vrij!